Sinds ik, Cécile, drie jaar ben, ga ik al met mijn ouders mee naar de toen o-zo-grote bossen van Koekange. In die 20 jaar heb ik er, samen met mijn broertje, hond, vriendinnetjes en ouders, flink veel beleefd. Heb jij me al gespot op een van de foto’s 😆? Misschien word jij door mijn verhalen geïnspireerd om je kleine ook mee op avontuur te nemen! Mijn broer en ik beleefden er talloze avonturen, in het bos, bij de schapenkooi, op de heide en ook gewoon in de tuin. Elk weekend was het weer de vraag, wat zouden we deze week buiten beleven?
TUIN
Ken je dat boek? ‘De Geheime Tuin’, een kinderklassieker uit de vorige eeuw. Mary, Dickon en Colin dwalen door de eindeloze tuinderijen van het landgoed van haar oom. Ze ontmoeten allerlei vriendelijke dieren en zien allerlei kleine plantjes prachtig tot bloei komen. Ze maken ruzie, lachen om het hardst en krijgen rode wangen van de gezonde buitenlucht. Zou ik me ook zo gevoeld hebben?
Ik, 7 jaar oud, 3 turven hoog, met mijn tuinbroek hoog opgetrokken en mijn rode laarsjes aan. Het liefst stap ik dwars door de bosjes heen, op zoek naar verhaaltjes van beestjes en ander groen gespuis. Met mijn broertje hou ik een wedstrijdje: wie kan de grootste spin vinden in het houthok? Zelfs met mijn 7 jaar kon ik al een halfuur lang op mijn buik in het gras liggen, kijkend naar al het leven wat langs mijn neus voorbij marcheert. Een rups die traag voorbij kruipt. Een mierenkolonie met voorop een groepje dat plechtig een takje naar hun woonhoop draagt. Hoor ik daar niet een specht? Als ik met halfdicht geknepen ogen naar de bladeren van de hoge bomen tuur zie ik een eekhoorntje voorbij schieten. En zo kijk ik, tot mijn broertje op zijn skelter langs komt gezoefd en ik achter hem aan ren om hem een lesje te leren.
Papa en mama zijn altijd druk bezig in de tuin. De heg, keurig in het gelid. Een paar nieuwe plantjes wiens tere blaadjes wat exotisch paars en geel toevoegen, aan die duizenden kleuren groen. Hout hakken voor de dagelijkse vuurtjes. Ja hoor, dat mogen wij ook best proberen, mijn broertje en ik. Wat onzeker neem ik de bijl aan. Veel meer dan splinters krijg ik er niet vanaf geslagen. Maar mijn broer, da’s een ander verhaal. Als een echte boswachter hakt ‘ie takjes in tweeën, tot er geen twijgje meer overblijft. Ik klim in de boom, uitkijkend voor de spitse naaldjes, en kijk vanaf een afstandje toe. Mijn vlechten blijven hangen in de takken en ik hoor mama al zuchten over het hars wat er in blijft kleven. En ja hoor, mijn handen zitten al onder. Ze plakken aan elkaar en maken vlekken op mijn broek. Maar ‘kleren zijn er om gedragen te worden’, zegt mama altijd. De grasvlek op mijn billen zal dan ook wel niet uitmaken, toch?OPE
OPENHAARD en BROODJESBAKKEN
Ik ruik wat! Wat? Vuur! Ik wandel mijn neus achterna en zie dat mama het vuur aan heeft gemaakt. Word dat broodjes bakken vanavond? ‘Ik heb al een stok gevonden!’, deel ik haar mee. Ik krijg een mesje in mijn handen gedrukt en krijg de opdracht de stok schoon en puntig te maken. Papa houd een oogje in het zeil terwijl mijn broertje en ik ijverig aan de slag gaan. Na een kwartiertje zijn de stokken prachtig geprepareerd en drapeert mama er het gerezen deeg omheen. Ik strooi wat kaneelsuiker over mijn creatie en installeer me op de grond. Dat is toch de enige plek waarvan ik het best mijn brood kan bakken en in de gaten kan houden. Ik doe mijn best maar toch verbrand een reepje. Lekker ruikt het wel, en we krijgen nog wat boter aangereikt om er op te smeren. Met meer vettigheid aan onze vingers dan aan onze mond knabbelen we aan ons kampvuurhapje. Welk figuur zie jij in het vuur vannacht?